10
‘Je weet wat ik heb gezegd:
Het is goed om een huisdier te hebben.
Dan leer je ook zorgen voor een dier.
En een dier is alsof je ...’
‘Dus ik moet een dier?’ praat Rens door mama heen.
‘Ik heb liever een boek.
Een dierenboek!
Dan leer ik ook om voor een dier te zorgen.’
Mama doet haar handen in haar zij.
‘Rens ...’ zegt ze langzaam.
‘Een dier is toch ook gewoon leuk?
Anders laat ik papa kiezen en ik weet zeker dat hij een
witte poolhond kiest.’
Rens voelt een rilling over zijn rug gaan.
Een paar huizen verder hebben ze een grote hond.
Altijd als ze erlangs moeten, is Rens bang dat dat
monster hem aanvalt.
‘Ik weet dat je een beetje bang voor dieren bent.
Maar die angst moet je overwinnen, heb ik gelezen.
Kom op, stoere knul van me!’
‘Dus ik
moet
een dier,’ zegt hij.
‘En als ik nou eerst een eigen boek vol huisdieren
maak?’
