Mees en Tijn op jacht in het ziekenhuis

8 ‘Nee, juist niet! Mag hij de hele week blijven?’ ‘Daar zullen we het zo over hebben, goed?’ ‘Oké. Kom Mees, wij gaan naar buiten!’ ‘Misschien wil Mees eerst wat drinken,’ zegt Tijns moeder. Tijn trekt Mees aan zijn arm. ‘Dat kan straks wel, hè Mees?’ Mees knikt. ‘Goed hoor. Nee tante Ellen, ik heb geen dorst.’ ‘Niet zonder vragen in de tuin van de buurvrouw, hè?’ ‘Nee mama!’ roept Tijn nog. Hij trekt Mees mee, door het huis heen naar de achtertuin. ‘Wat is er in de tuin van de buren?’ Mees kijkt nieuws- gierig over de lage schutting. ‘Ik zie niks, alleen een peuterfietsje!’ ‘Deanderekant,’ zegtTijn,‘daarhebbenweeennieuwe buurvrouw.’ ‘Alleen een buurvrouw, geen buurman?’ ‘Ja, alleen een buurvrouw, ze is al oud, hoor. Maar eigenlijk is ze niet alleen, let maar op!’ Tijn lacht geheimzinnig, hij wijst naar de tuin naast hen. Mees komt naast Tijn staan en kijkt over de lage heg. ‘Ik zie hier helemaal niks, alleen een heuveltje met gras. Waarom heeft je buurvrouw een heuvel in de tuin gemaakt?’ ‘Wacht maar even ...’ Tijn blijft stil staan en wijst dan: ‘Kijk, let op, daar komt er een!’ Uit een holletje in het gras komt een bruin kopje tevoorschijn.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==