Jacht op de goudzoekers

9 hoofdstuk 1 Niemand weet dat Lenno al vroeg in de morgen is weggegaan. Hij stuurt zijn lange houten boot steeds dieper de jungle van het Amazonegebied van Brazilië in. Het is nog stil om hem heen. De dikke mist hangt als een klamme deken tussen de bomen. De opkomende zon doet haar best om de nevels op te lossen. ‘We komen steeds dichter bij het onbekende stuk, Arro,’ fluistert hij tegen de gele papagaai die op zijn schouder zit. In zijn hand klemt hij het briefje. Hij weet dat hij een groot risico neemt, maar hij moet dit doen. Deze tocht maakt hij niet zomaar. Hij wil iemand helpen, een vriend. Hij maakt zijn hoofdbandje van rode kraaltjes wat strakker vast in zijn zwarte haar. Hij trekt zijn pijlkoker steviger aan en houdt de omgeving voortdurend in de gaten. Elk moment kan hij oog in oog met gevaar komen te staan. Op dat moment duikt Sousca, zijn lievelingsdolfijn, naast hem op. ‘Ha Sousca, kon je het niet laten om mij te volgen?’ Sousca duikt onder water om een eind verder weer boven te ko- men. Als Lenno naast haar vaart, komt Sousca meer omhoog en legt haar kop op de rand van de boot. ‘Aandachttrekster.’ Lenno aait Sousca’s roze kop en geeft haar een zoen op haar witte streep. ‘Wat ben je toch een mooie, lieve dolfijn. Ook al denken niet alle mensen daar zo over. Toeristen vinden je niet mooi omdat je kleine oogjes hebt, een vierkantere kop en een langere snuit dan tuimelaars.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==