10
de mensen staan. Daarvan getuigen de woorden die hij aan het eind
van zijn eigen ‘Woord vooraf ’ heeft geschreven:
‘Het doet me pijn - al is het niet zo hevig als het wel zou moeten - als
ik onder de kinderen van mijn volk grote zorgeloosheid en weinig
betrokkenheid zie als het over de dingen van hun eeuwige vrede
gaat. Ik heb er verdriet om, en daarom hoop ik - als God me ertoe in
staat stelt - mijzelf en anderen in de dingen die de ziel en de eeuwig-
heid betreffen, tot een gepaste ernst op te wekken. Ik denk dat dit
niemand kwaad kan doen. Ik hoop dat het sommigen goed zal doen.
Het is heel waarschijnlijk dat de opgewonden en onrustige mense-
lijke geest tot bedaren gebracht zal worden en rust zal vinden, als
zijn ijver in de juiste richting zal gaan.’
Deze woorden heeft Henry op 4 juni 1713 geschreven. Ze bevat-
ten een wens voor toen. Ze worden nu, drie eeuwen later, aan deze
uitgave meegegeven.
De Heere stelle dit geschrift voor allen die het zullen lezen tot een
rijke zegen.
Woerden, februari 2014
N.A. Eikelenboom
1,2,3,4 6,7,8,9