- 6 -
daars worden, onszelf verloochenen, de wereld verza-
ken, de oude mens afleggen. We moeten bereid zijn
alles op te geven om deel te hebben aan Christus.
De poort is eng voor alle mensen, en voor sommige
mensen is hij nog enger dan voor andere. Maar geloofd
zij God, hij is niet afgesloten, niet voor ons op slot
gedaan en ook wordt hij niet door een vlammend
zwaard bewaakt, zoals dat spoedig het geval zal zijn
(Matth. 25:10).
Toch zijn we nog niet in de hemel zodra we door de
enge poort zijn gegaan; we zijn nog niet in Kanaän
zodra we door de Rode Zee zijn. Nee, de weg leidt door
de woestijn. Onze weg is een smalle weg, die omtuind
wordt door de Goddelijke wet die heel wijd is, en daar-
om is die weg zo smal. Ons eigen ik moet verloochend
worden, het lichaam moet onderworpen worden, het
bederf moet gedood worden. We moeten dagelijkse
verzoekingen weerstaan en de plichten die tegen onze
zin zijn, moeten we vervullen. Het lichaam dat we met
ons omdragen en het bederf dat in ons blijft, maken het
moeilijk om onze plicht te vervullen. Maar naarmate
het verstand en de wil gezonder worden, gaat de weg
open en wordt hij ruimer en ook steeds aangenamer.
d e s m a l l e w e g n a a r h e t e e u w i g e l e v e n
1,2 4,5