In gesprek met Jezus

17 Zo hebben de Joden Jezus’ woorden dan ook begrepen. Zij wilden Hem stenigen, omdat Hij God Zijn eigen Vader noemde. Hun diepe verontwaardiging werd opgewekt doordat Jezus Zich toe-eigende dat Hij hetzelfde deed als wat God de Vader doet, namelijk werken op de sabbat. Daarmee maakte Hij Zichzelf aan God gelijk. Maar dat deed Hij nog meer doordat Hij God Zijn eigen, natuurlijke Vader noemde. De Joden beschuldigden Hem daarom van de grootste godslastering. Jezus heeft Zich tegenover die beschuldiging verdedigd met een plechtig: ‘Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, de Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks’ (Joh. 5:19). Jezus zei feitelijk tot hen:Wanneer jeMij aan het werk ziet, zie je God de Vader aan het werk. Indien jeMij bekritiseert, bekritiseer je God de Vader. De Zoon doet immers niets op eigen initiatief. Alles wat Hij doet, is in volle overeenstem- ming met de wil van de Vader. Jezus wijst hier op de eenheid tussen de Vader en de Zoon. De eenheid tussen de Vader en de Zoon is zodanig dat wat de Vader doet, de Zoon ook doet. En omgekeerd: wat de Zoon doet, doet ook de Vader. Het betekent dat al Jezus’ daden en woorden, ook de daden en woorden zijn van God de Vader. Dit is één grote bevestiging van de Godheid, de gelijkheid met God de Vader en het Zoonschap van Jezus. Want als de Zoon doet wat de Vader doet, danmoet de Zoon gelijk zijn aan de Vader. Iemand die zegt dat Hij hetzelfde doet als God kan alleen maar aan God gelijk zijn.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==