De eenvoudige Heidelberger

23 hield hij op 16 augustus 1857 een ‘belijdenispredikatie over den Heidelberg- sche Catechismus.’ Bij zondag 21 augustus 1859 noteert Kohlbrugge in zijn dagboekaantekeningen: ‘Twintig jongelingen waaronder Matthijs en Theodoor Westendorp en tien meisjes waaronder onze nicht Anne Verschuer leggen voor de gemeente hun geloofsbelijdenis af.’ Hij preekte toen over Zondag 1. Kohl- brugge wilde zijn catechisanten en zijn gemeente wijzen op dit rijke geschenk dat God ons ‘in Zijn grote genade en barmhartigheid schonk.’ In 1866 preekte Kohlbrugge op 19 augustus twee keer over het geloofsartikel uit Zondag 21: ‘Ik geloof een heilige algemene christelijke kerk’ en in 1869 hield hij op 8 augustus twee ‘Bekenntnispredigten nach dem H.C.’ Heerlijkste antwoord Kohlbrugge had een voorliefde voor Zondag 1.Hij noemt de eerste vraagmet het antwoord het voorportaal van onze belijdenis, ‘een vraag waarover wij te leren zullen hebben tot aan onze jongste snik. De hele rijkdom van de volzalige God, de eeuwige heerlijkheid wordt u daarin aangeboden en als het ware op de hand gelegd en als u uw catechismus opent, staat dat alles in volle pracht en heerlijk- heid voor u.’ Dit ‘voorportaal’ biedt ons werkelijk troost: ‘Hoe komt men door dit leven heen met al zijn moeiten en zorgen? Hoe kan men toch zijn levensweg getroost enmoedig bewandelen en als het laatste uur is gekomenhetmoede hoofd met vrede en vreugde neerleggen? Zie! daar hebt ge nu het heerlijkste antwoord op deze noodkreet, in de eerste vraag en antwoord van uw catechismus.’ 23 Houdt daaraan vast Al is het zo dat Kohlbrugge de catechismus niet integraal heeft behandeld voor zijn gemeente, toch nam dit troostboekje in zijn prediking een prominente plaats in. Met grote regelmaat citeerde hij de HC vanaf de kansel en prees hij dit boekje aan: ‘God gaf in Zijn wonderbare genade voor drie eeuwen aan Zijn gereformeerde Kerk een boekje in handen, klein van omvang, maar rijk, o zo rijk van inhoud.’ 24 In een andere preek zegt hij het zo: ‘Wie gaf ons de Catechismus? Die gaf ons vader enmoeder, en zij hebben hemvan grootvader en grootmoeder. Maar vanwaar hebben die hem? Die hebben hemvan bloedgetuigen, diemet hun eigen bloed hebben bekrachtigd, dat de inhoud van de Catechismus waarheid is. Wat baat mij echter een schat, als ik er geen gebruik van maak? Weet ik hem niet 23. Deze citaten komen uit de catechismuspreek ‘De belijdenis vanGods waarheid’ naar aanleiding van de eerste vragen van de Heidelbergse Catechismus. 24. Amsterdamsch Zondagsblad , 1893, no. 21.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==