9
Miep heeft een bezem.
Die zwaait ze door de lucht.
Dat is voor de maat.
Achteraan loopt Menno.
Met een emmer en een stok.
Hij slaat heel hard met de stok tegen de emmer.
Beng-beng-beng.
Bij elk huis stoppen ze.
En maken ze muziek.
De moeders komen voor de ramen staan.
Ze lachen en zwaaien.
De kinderen buigen.
De moeders klappen.
Dan gaan ze naar het grote huis.
Daar wonen twee oude mensen.
Voor dat huis maken ze ook muziek.
De oude man en vrouw komen naar buiten.
Alle kinderen krijgen een snoepje.
En verder gaan ze weer.
Naar de groenteboer.
Ze krijgen allemaal een appel.
Ooh, wat zijn ze blij.
Hun wangen glimmen.
En verder gaan ze weer.
Totdat het vijf uur is.
Dan moeten ze naar huis.
1,2 4,5,6,7