De jongste opa van de wereld

‘Opamoet elkedagkoken,’ zegt hij. ‘Ukunt dat echt goed.’ Jasmijn legt haar springtouw onder de bank. Nu heeft ze haar handen vrij. ‘Wilt u straks ook even touwtjespringen, opa?’ Opa geeft haar het bakje friet. Lekker. ‘Touwtjespringen? Ik?’ ‘Ja, leuk,’ zegt Tijs. ‘Of kunt u dat niet meer?’ Opa trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Natuurlijk kan ik touwtjespringen. Pff. Ik heb drie diplo- ma’s.’ Het terras is vol. Maaraandezekant vande ingangstondeenleegbankje. Precies in de zon. Daar houdt opa van. ‘Wilt u echt geen patat, opa?’ vraagt Jasmijn. ‘Nee hoor, bloempje.’ Jasmijn schuift lekker tegen opa aan. ‘Dat is lief,’ zegt ze. ‘U geeft ons wel patat en zelf neemt u niets.’ Opa legt zijn handen op zijn buik. Hij sluit zijn ogen en keert zijn hoofd naar de zon. Tijs kijkt opzij. ‘Hebt u niet genoeg geld?’ Opa glimlacht, maar zegt niets. ‘Bent u Zwerver?’ vraagt Tijs. Opa’s ogen springen open. ‘Mama en ik zagen gisteren een oude meneer in het park,’ zegt Tijs. ‘Hij was echt heel oud. Die meneer had ook geen geld. Daarom heette hij Zwerver. 8

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==