Mees en Tijn en het avontuur met de roeiboot

11 ‘O kijk, Tijn staat ons al op te wachten.’ Mees drukt zijnneus tegenhet raampje.Zogauwde auto stilstaat, sprint Mees naar het huis van Tijn. ‘Hoi Mees, ik neem mijn hengel mee. Bij opa kun je goed vissen.’ Tijn staat in de deuropening. In zijn hand houdt hij een vishengel. ‘Oh ...’ zegt Mees geschrokken. ‘Ik niet, ik heb geen vishengel ...’ ‘Maakt niet uit joh, opa heeft er toch ook wel een? Die mag je vast gebruiken.’ ‘O ja,’ zegt Mees. ‘Ik heb wel een schepnet bij me.’ ‘Hallo Mees, dag Marian, hoi Eva.’ Tijns moeder is ook naar de deur gekomen. ‘Komen jullie nog even binnen of wil je meteen verder?’ ‘Hallo Ellen, ha Tijn. Even een kopje koffie zou ik wel lekker vinden. Hebben jullie nog wel een kwartier- tje geduld, jongens?’ vraagt Mees’ moeder met een knipoogje. ‘Jahoor,’ knikkende jongens.‘Mogenwe dannog even voetballen achter op het plein?’ ‘Prima, maar niet verder weg gaan, hè?’ ‘Kom op Mees!’ Tijn trekt Mees al mee. ‘We gaan naar buiten. Ga je ook mee, Eva?’ ‘Nee, ik ga bij Julia kijken. Is ze wakker, tante Ellen?’ Tijns moeder knikt. ‘Ja, ze ligt in de box, kom maar.’ ‘Misschien mogen we wel een keer varen met de roeiboot van opa!’ Tijn schopt de bal over naar Mees. ‘Dat zei ik ook al, maar mijn vader vindt dat niet goed.’ Mees trapt de bal terug.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==