Alarm!

13 Wat heb ik jou lang niet gesproken, joh!’ Sander knikt en kijkt naar de grond. ‘Zullen we samen verder fietsen? We moeten toch dezelfde kant op.’ Sander zucht diep. Dit wil hij helemaal niet. Toch knikt hij. Hij pakt zijn fiets van Rachel aan en stapt op. Hij wil wegfietsen, maar Rachel houdt hem tegen. ‘Stop, joh. Het stoplicht staat nog op rood.’ Ze lacht. Die lach is nog steeds hetzelfde. Het klinkt zo ... Sander kijkt naar de voorbijrijdende auto’s. Watmoet hij tegen haar zeggen? Ze is hem voor. ‘Hoe is het op school?’ ‘Goed. Het is leuk.’ ‘En bij de vrijwillige brandweer?’ Met een schok kijkt hij haar aan. Hoe weet ze dat hij vrijwil- liger is? ‘Goed.’ Het stoplicht springt op groen. Hij stapt op zijn fiets en steekt de weg over. ‘Mooi. Ben je boos op me?’ Ze komt naast hem fietsen. Sander schudt zijn hoofd. ‘Waarom heb je mij dan geblokkeerd op je mobiel?’ Er klinkt iets vreemds in haar stem. Hij remt af. ‘Mijn stuur staat scheef.’ Zijn hoofd bonkt. Moet hij dewaarheid zeggen?Hij stapt af endrukt zijn stuur weer recht. Rachel is ook gestopt en kijkt afwachtend om. ‘Sander?’ Hij zucht. Nee, hij wil dit gesprek niet. Waarom is hij haar tegengekomen? ‘Gewoon.’ Hij stapt weer op de fiets. ‘Ik vind het erg, Sander.’ Geschrokken kijkt hij haar aan. Haar ogen lachen niet meer.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==