9789033129940

17 mee mocht van u.’ Vader Alberts gezicht verheldert. ‘Mooi, Audric. Dat geld kunnen we goed gebruiken. Eh, dat klusje ...’ Victor is zo boos dat hij het wil zeggen. Hij wil zeggen dat Audric een dief is. Zeggen dat het geld op tafel uit het offerblok van de kerk in Laval komt. Zeggen dat vader eindelijk eens moet begrijpen wie Audric echt is. ‘Dit wiel is goed afgesteld, toch?’ Om vader af te leiden geeft Audric weer een zwiep aan het wiel. Soepel suizend draait het rond en vader legt zijn vinger op de brede band. ‘Ik voel geen schokken, het loopt regelmatig. Goed gedaan, joh!’ Vader is dol op een stukje vakwerk en hij vraagt niet verder. Audrics koude ogen kijken naar Victor en dan schudt hij traag zijn hoofd. Waarschuwend haalt hij zijn wijsvinger als een mes langs zijn keel. Victor draait zich om en loopt weg. ‘Nee, nee,’ bestraft vader hem. ‘Victor, aan het werk hier. Morgen wordt het rijtuig opgehaald. We moeten nog flink aan de slag. Lukt het wapenschild ook? Dat moet op het deurtje.’ ‘Dat heb ik al gedaan, ik ga nu de velgen rood lakken.’ Hij moet zich goed concentreren, want verf is duur. Het moet er strak op zitten, zonder lelijke druppels. Niet nadenken over de gemene streken van zijn broer. Waarom is vader daar blind voor? Bij het avondeten wrijft vader opgetogen in zijn handen. ‘Van jouw geld uit Laval ga ik een mooie big kopen, Audric! Dat worden weer lekkere speklapjes. Maar zeg eens, jullie waren samen in Laval en het werk hier lag bijna twee dagen stil. Je noemde het toch een klusje, Audric? Wat voor klusje was dat?’ Audric verslikt zich in een hap bonen en hoest overdreven. Mooi zo, denkt Victor. Nu even goed doorvragen. Maak het die leugenaar maar eens moeilijk. Audric knippert onrustig met zijn ogen en hoest nog een keer. Om tijd te winnen, denkt Victor. Hij moet bijna lachen. ‘Had het met zoutsmokkel te maken?’ vraagt vader Albert behulp- zaam. Het gezicht van Audric verheldert meteen. ‘Ja, natuurlijk. Zout

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==