9789033130304

19 tot ons gesproken heeft, zal uitvoeren en voleindigen (Filipp. 1:6). ‘Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben hetgeen Ik tot u gesproken heb.’ Wij zien hoe deze belofte bevestigd werd, niet alleen bij Jakob, maar ook bij zijn nakomelingen. Ten eerste in de persoon van Jakob. Na de openbaring vanGod, die hij inBethel genoot, heeft hij vele donkere dagen en een heel harde dienst verdragen; toch heeft Godhemniet verlaten.ToenLabanboos naar hemkeek en boos tot hem sprak, bracht dit Jakob in herinnering hoe God hem in Bethel had bezocht, en Hij ertoe werd gebracht bracht om hem te beloven, in Genesis 31 vers 13: ‘Ik ben die God van Bethel.’ Ja, God heeft hem nooit verlaten, totdat Hij gedaan had wat Hij tot hem gesproken had, zowel door hem voorspoed te geven aan de plaats waar hij zo lang een vreemdeling was, als door hem terug te brengen naar zijn eigen land, ook al verkeerde hij in groot gevaar: Laban achtervolgde hemen zijn broer Ezau ontmoette hemvan aangezicht tot aangezicht. Toch heeft God hem overeenkomstig Zijn woord bewaard, en brengt Hij hem terug naar het land waarvan Hij had beloofd hem er te brengen – en daarna zendt Hij hem naar Bethel om dat te bezoeken (Gen. 35:7),waar hij een altaar bouwde, dat hij El Bethel noemde, dat is: deGod vanBethel.Zoheeft hij de goed- heid vanGod ten opzichte van hemopgemerkt, dat Hij hem niet verlaten had totdat Hij alles gedaan had wat Hij tot hem gesproken had. Ten tweede werd deze leerstelling bevestigd in de na-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==