9789033130625

6 De maanz i eke j ongen O p de weg lopen een vader en een zoon. De vader kijkt verdrietig. Zijn kind is erg ziek. Soms valt de jongen op de grond en wordt hij helemaal stijf. Hij is al vaak in het water en in het vuur gevallen. Hij is ook doof en kan niet praten. Een boze geest maakt de jongen ziek. Zou de Heere Jezus zijn kind beter willen maken? Bij de berg zijn de discipelen van Jezus. ‘Willen jullie mijn kind beter maken?’ vraagt de vader. De discipelen proberen het. Maar de boze geest gaat niet weg. Dan komt Jezus van de berg af. De vader van het kind vraagt: ‘Heere, ontferm U over mijn zoon. Hij is zo ziek. Uw discipelen kunnen hem niet beter maken.’ ‘Wat zijn jullie ongelovig,’ bestraft Jezus de discipelen. ‘Breng de jongen bij Mij.’ De jongen valt op de grond en rolt heen en weer. ‘Hoelang is hij al ziek?’ vraagt Jezus. ‘Hij was al ziek toen hij nog heel klein was,’ zegt de vader. ‘Als U het kunt, wilt U hem dan alstublieft beter maken?’ ‘Als u kunt geloven,’ zegt Jezus, ‘dan is het mogelijk.’ De vader huilt en zegt: ‘Ik geloof, Heere! Kommijn ongeloof te hulp.’ Zijn geloof is zo klein!

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==