Paniek

Hoofdstuk 1 Op de laatste dag van zijn leven en aan het begin van een Europese catastrofe, keek Pieter Velthuizen toe hoe zijn collega’s Hans van Gent en André de Ruiter de laatste controles deden van de mini- onderzeeër. Glimlachend schudde hij zijn hoofd toen hij André grappen over zeemeerminnen hoorde maken tegen Hans. ‘Ik denk dat jullie je beter druk kunnen maken over methaan- pluimen dan over mogelijke veroveringen door zeemeerminnen,’ zei hij lachend. ‘Echt een opmerking van een verstokte vrijgezel,’ antwoordde André met een grijns. ‘Jij zou een zeemeermin niet eens herkennen, denk ik.’ Pieter negeerde de opmerking. ‘Heb je de dieptemeter gecon- troleerd? Daar zat gisteren een storing in.’ André knikte. ‘Ik heb hem zelfs vervangen. Ik kon de storing niet vinden en wilde geen risico nemen, zeker niet op dit steile deel van de continentale helling.’ ‘Goed gedaan. Ik denk dat we vandaag een goede kans maken om een monster methaanhydraat te vinden. Is de boor ook gecon- troleerd?’ ‘Uiteraard. Ik heb zelfs twee extra voorraadcontainers ingeladen om voldoende mee naar boven te kunnen nemen. Ik ben ervan overtuigd dat we vandaag slagen.’ Pieter snoof en knikte. ‘Als ik mijn neus moet geloven krijg je gelijk. Het lijkt wel of we hier door rotte eieren varen.’ ‘Ik hoorde dat er druk wordt uitgeoefend door de opdracht- gever? Ze beginnen ongeduldig te worden.’ 5

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==