Op de leerschool van het gebed

19 ze tot de Heere gaan roepen. Maar dezulken zullen ook ervaren wat de Heere beloofd heeft: ‘Eer zij roepen, zal Ik antwoorden.’ ‘Deze ellendige riep, en deHeere hoorde en verloste hemuit al zijn benauwdheden.’Welk eenwonder van genade: ‘De Heere hoorde’. Daar had zulk een doorbrenger en albederver nooit op kunnen of durven rekenen. Dat de Heere Zijn oren nog wil neigen naar zo’n onwaardig schepsel geeft oorzaak tot blijdschap, verwondering en aanbidding. Let hier op de grote afstand, namelijk ‘deze ellendige’ en ‘de Heere ’.Hier verbindt Zich de allerhoogste Koningmet een nietig stofbewoner. De Heere hoorde, dat wil zeggen: de Heere neemt over wat ik spreek en smeek. Horen is aannemen, overnemen. De zaak die mij benauwt is Zijn zaak geworden, de angsten die mij kwellen Zijn angsten, en de banden des doods die mij omvingen, Zijn banden. Hier zien we hoe een ellendige in zichzelf, die daar ook zelf de oorzaak van is, weer houvast mag krijgen aan zijn God. Dit horen van de Heere is als het ware de geestelijke reddingsboei waarop zulk een ellendige drijven mag in het water van Gods vrije genade. Daar mag deze geestelijke schipbreukeling ervaren dat de Heere niet alleen hoort, maar ook verlost. Vraagt ge hoe dat mogelijk is, om uit zulk een grote ellende verlost te worden? Wel, dan is het nodig het geloofsoog te mogen slaan op de meerdere David. Hij is in alle benauwdheid mede benauwd geweest. Hij moest uitroepen: ‘Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe.’ Voor Hem gold niet: en de Heere hoorde en verloste Hem uit al Zijn benauwdheden, maar ... de hemel sloot zich toe. En dit alleen opdat een heilig en rechtvaardig God Zijn oor zou kunnen neigen tot het gebed des ellendigen en een schuldig volk verlost zou kun- nen worden uit de benauwdheid. Geliefden, de grote vraag is of wij in deze tekst onze naam hoor- den noemen. Geen mens op aarde blijft vreemd van ellende. Maar

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==