9789033130632

18 andere steden, zoals Deventer, een ‘illustere school’. Dat was een instituut waar studenten die het programma van de Latijnse school hadden gevolgd, colleges op academisch niveau konden krijgen. Ze konden er echter niet promoveren. De docenten die in de hoogste klassen lesgaven, hadden de status van hoogleraar en werden ‘professor extra-ordinarius’ genoemd. Polyander werd reeds een jaar na zijn komst in Dordrecht tot ‘scholarch’ van deze illustere school benoemd. Dit was een vrij omvangrijke taak die inhield dat hij moest toezien op het lespro- gramma, de aanschaf van boeken, het vervullen van vacatures en de kwaliteit van de lessen.Na enige tijdwerd hij ook nog benoemd tot hoogleraar voor de vakken logica en ethica. En alsof dit nog niet genoeg was, gaf de stad hem tenslotte de taak om toezicht te houden op de gang van zaken en de kwaliteit van de lessen op de overige stadsscholen. De hier genoemde voorbeeldenwijzen op een tweede kwaliteit die Polyander bezat. Hij was niet alleen gematigd en geneigd tot verzoening, maar hij was ook heel actief in het kerkelijk leven en op vele fronten inzetbaar. In het vervolg zal blijken dat men van beide eigenschappen dankbaar gebruik heeft gemaakt, bijvoorbeeld door hem te benoemen tot hoogleraar tijdens de spannende strijd tussen remonstranten en contraremonstranten. Ook werd hij als lid van de Dordtse Synode ingezet voor verschillende taken, zowel tijdens de synode als in de jaren erna. De arminiaanse strijd Zoals we zagen, bestonden in Emden spanningen tussen nauwgezette en meer rekkelijke gereformeerden. Dit was niet alleen daar het geval, maar in het gehele land, voornamelijk in de steden van het gewest Holland. Een aantal predikanten en regenten was beïnvloed door de geest van de geschriften van mannen als Erasmus (ca. 1466-1536) en Coornhert (1522-1590). Zij stonden een gematigd calvinisme voor, waarin ruimte was voor de vrije wil van een mens om Gods genade te aanvaarden of te verwerpen. Men bracht zelfs Gods voorbeschikking hiermee in verband door te stellen dat God mensen tot de zaligheid had ver- koren, van wie Hij tevoren wist dat zij inHem geloven zouden en goede werken zouden voortbrengen.Daarentegen hingen demeeste predikanten en eenvoudige gemeenteleden de klassiek-gereformeerde leer aan. Daarin was geen plaats voor de vrije wil van de mens, maar werd diens onmacht tot het goede beleden de zaligheid toegeschreven aan Gods verkiezing en Zijn almachtig en soeverein welbehagen.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==