7
Daar i s Mees
‘Daar zijn ze.’ Tijn holt naar de gang en trekt de voor-
deur open.
‘Hoi Mees!’
Mees rent het tuinpad al op. ‘Hé Tijn! Daar zijn we
dan eindelijk! Het duurde zo lang, we stonden in de
file en ...’
‘Ha, daar is onze logé! Dag Mees,’ zegt de moeder van
Tijn. Ze is achter Tijn aan de gang in komen lopen.
‘Ben je alleen gekomen?’
‘Nee, mama komt er aan. Ze pakt mijn spullen uit de
auto.’
‘Is je zus er niet bij?’
‘Nee, Eva logeert bij haar vriendin. Hoeveel nachtjes
mag ik blijven?’
‘Dat zullen we zo met je moeder bespreken. O kijk,
daar is ze al. Hallo, Marian.’
‘Ha Ellen, daar zijn we dan!’ De moeder van Mees
stapt de gang in.
Ze wil wat zeggen, maar Tijn is haar voor.
‘Dag tante Marian. Wanneer moet Mees weer naar
huis?’
De moeder van Mees schiet in de lach. ‘Dag Tijn! Ben
je hem nu al zat?’
