14
P
SALM
65
1. Een psalm van David, een lied, voor den opperzangmeester.
2. De lofzang is in stilheid tot U, o God, in Sion; en U zal de
gelofte betaald worden.
3. Gij hoort het gebed, tot U zal alle vlees komen.
4. Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij, maar onze
overtredingen, die verzoent Gij.
5. Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest en doet naderen, dat hij
wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het
goed van Uw huis, met het heilige van Uw paleis.
6. Vreselijke dingen zult Gij ons in gerechtigheid antwoorden,
o God onzes heils; o Vertrouwen aller einden der aarde, en der
vergelegenen aan de zee!
7. Die de bergen vastzet door Zijn kracht, omgord zijnde met
macht.
8. Die het bruisen der zeeën stilt, het bruisen harer golven en het
rumoer der volken.
9. En die op de einden wonen, vrezen voor Uw tekenen; Gij doet
de uitgangen des morgens en des avonds juichen.
10. Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig gemaakt, ver-
rijkt Gij het grotelijks; de rivier Gods is vol water; wanneer Gij
het alzo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed.
11. Gij maakt zijn opgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen
in zijn voren; Gij maakt het week door de droppelen; Gij zegent
zijn uitspruitsel.
12. Gij kroont het jaar Uwer goedheid, en Uw voetstappen drui-
pen van vettigheid.
13. Zij bedruipen de weiden der woestijn, en de heuvelen zijn
aangegord met verheuging.
14. De velden zijn bekleed met kudden en de dalen zijn bedekt
met koren; zij juichen, ook zingen zij.
1,2,3,4,5,6,7,8,9 11,12,13,14,15