Het wonder van Gods vrije genade

21 zijn aanklacht 12 om volgens die Wet zijn eigen daden te meten. Zijn geheugen is als een bladwij- zer die al zijn activiteiten openlegt. Hij plaatst zich dus onder God op Zijn rechterstoel, waar alles trilt en beeft. Het gaat om twee zondaars. De een – dikwijls de grootste – weet nergens van; hij is gerust en ver- acht anderen. De ander, die niet minder schran- der is en goed kan redeneren, heeft echter zo’n levendige voorstelling en werkzame aandoening in zijn geest, die bij hem blijft en hem achter- volgt, dat noch anderen noch hijzelf hemdaarvan kunnen verlossen. Zo wordt hij dus met Paulus op de knieën gedreven om al kermende genade bij God te zoeken en te smeken of hij die enigs- zins zou mogen vinden. Het gaat er hier niet om dat God naar Zijn vrijmacht anderen ook wel op een zachtere manier en langzamer trekt. Zowel bij de een als bij de ander maakt God echter Zijn almacht bekend. Hij is de Heere en Maker van de geest van de mens. De tweede wonderdaad is niet minder van aard. De bekering werkt een zichtbare verandering in de mens. Dat betekent niet dat hij minder ver- stand, beoordelingsvermogen en besluitvaardig- 12. beroep

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==