Door het geloof alleen

18 is eenvoudig te begrijpen vanuit de vorige epistel- lezing. Wat daarin over de slaaf gezegd is, moet hier op de leerling toegepast worden. Want die twee vergelijkingen voert Paulus aan om ons te leren wat de wet doet en waartoe zij dient. Daarom moeten wij ook opnieuw over de wet en haar werken spreken. Er zijn namelijk twee soorten werken: sommige die worden afgedwongen door straf of uitgelokt door voordeel en beloning; andere die vrijwillig, met plezier en spontaan gedaan worden, zonder vrees voor straf of zucht naar genot, maar uit louter welwillendheid en lust om het goede te doen. De eerste werken zijn die van de slaaf en de leerling, de andere die van het kind en de vrije erfgenaam. Want een jonge knaap die onder zijn tuchtmeester staat, doet niet wat hijzelf wil, maar moet uit vrees voor de roede doen wat zijn meester wil. En men kan niet te weten komen wat zijn beweegredenen zijn, omdat zijn meester boven hem staat. Wanneer hij echter vrij zou zijn, zou men kunnen zien wat zijn beweegredenen zijn.Want dan zou hij zijn ware aard tonen en zijn eigen werk doen. Daarom zijn de werken die hij zo, in gevangenschap en onder bewaking moet doen, niet echt zijn eigen werken, maar veel meer die van de tuchtmeester, die ze hem onder druk afdwingt. Want wanneer de tuchtmees- ter niet boven hem zou staan, zou hij niet een van

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==