9789033130687

Ten geleide I n het Bijbelboek Openbaring heeft de apostel Johannes veel wonder- lijke en vreselijke dingen moeten en mogen vertellen. Wat zal er door de apostel, die op het eiland Patmos verbleef, heengegaan zijn? Het is eveneens een wonder dat de Heere ons door hem heeft geopenbaard wat geschieden zal. Misschien heeft Johannes weleens gezucht: ‘Heere, mag ik andere dingen verkondigen?’ Als u het boek Openbaring namelijk eer- lijk leest, bestaat het voor tachtig procent uit oordeel en gericht. Voor een profeet van Baäl – die altijd roept: ‘Vrede, vrede en geen gevaar; slaap maar door, het valt allemaal wel mee’ – is het makkelijk praten. Maar voor een geroepen dienstknecht van God valt het niet mee om vele keren oordeel en eindgericht te moeten verkondigen. Toch mocht Johannes geloven dat de wereldgeschiedenis zó zal voortgaan. In deze openbaring lag troost voor Johannes, die alleen verkeerde op het eiland Patmos, terwijl in diezelfde tijd de christenen in Rome mishan- deld, gediscrimineerd en voor de wilde dieren werden geworpen. Tege- lijk lezen we van zijn grote zorgen over de zeven gemeenten, in de eer- ste hoofdstukken van dit boek. In welke gemeente ging het volkomen goed? Was de geloofskennis van de Middelaar aanwezig? Kon men in deze gemeenten spreken van bloeiend geestelijk leven? Het leek er in alle zeven niet op. Daarbij was Johannes zelf ook niet volmaakt in het strijd- perk van dit leven, in het leven der heiligmaking. Hoe moet het dan toch? Toch mag de apostel te midden van dit alles zeggen: ‘Geen nood, want alles geschiedt naar de raad en voorkennis van de eeuwige God en Vader, Die alle dingen regeert.’ Met eerbied gesproken zal het de Middelaar niet uit de hand lopen. Voor ons blijft na biddend onderzoek van het laatste Bijbelboek maar één vraag over: in welke handen lig ik? In satans handen? Dan zullen zijn klau- wen u pijnigen en doden, om u voor eeuwig te brengen in de plaats van ach en wee. Daarom: ‘Bekeert u, bekeert u... want waarom zoudt gij ster- ven?’ (Ezech. 33:11). Zoek toch uw ziel als een buit uit te dragen. ‘Zoekt den Heere terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan terwijl Hij nabij is’ (Jes. 55:6).

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==