8
‘Ik hoop het.’ Tessa wil iets te doen hebben in de vakantie. Anders
gaat ze zich vervelen en het geld kan ze goed gebruiken. Stiekem
is ze een beetje jaloers op Iris, die een leuke baan heeft gevonden.
Na hun vakantie in Oostenrijk, zit zij nu al een week thuis te
niksen. In het begin zocht ze naar een baantje in een winkel of
op een kantoor, maar nu stelt ze weinig eisen meer. Ze wil alles
wel aanpakken, al moet ze schoonmaken of folders rondbrengen.
De baantjes liggen echt niet voor het oprapen.
Tessa had ook bij haar vader geïnformeerd, maar op het ge-
meentehuis was geen vakantiekracht nodig. Ze had er ook met
Roel over gesproken, misschien kon hij in het ziekenhuis een
baantje vinden. Helaas moest hij Tessa ook teleurstellen, omdat
er alleen personeel met ervaring werd gevraagd. Dus blijft
Tessa zoeken. Elke dag speurt ze op internet en in kranten naar
geschikte advertenties.
Tessa is al op tijd beneden, want uitslapen is er deze zaterdag niet
bij. Neuriënd stapt ze de keuken binnen.
‘Wat ben jij vroeg?’ lacht moeder, die bezig is met de ontbijttafel.
‘Roel is vandaag vrij.’
‘O ja, natuurlijk. Roep de anderen maar, dan gaan we ontbijten.’
Vader komt de keuken al binnen met Eva achter zich aan. ‘Waar
gaat u naartoe, papa?’
‘Naar opa en oma Jonker.’
‘Mag ik mee?’
Vader schudt zijn hoofd. ‘Een andere keer, Eefje.’
‘Waarom mag ik niet mee?’
‘Ik ga opa helpen met timmeren. Hij wil graag een kippenhok.’
‘Ik kan ook timmeren,’ zegt Eva beslist.
‘Jij mag mij helpen met boodschappen doen,’ stelt moeder voor.
‘Dat is ook leuk,’ zegt Eva.
Ondertussen komt Iris ook naar beneden en kijkt naar de klok.
