De val van Jeruzalem

16 AMOS , DE PROFEET U I T TEKOA komen in Ammon, omdat de Ammo- nieten ons wilden uitroeien om hun gebied te vergroten. Ook Moab zal niet aan Gods oordeel ontkomen.’ Verbaasd luisteren de mensen naar de woorden van Amos. Opgewon- den stemmen klinken. Ja, de men- sen zijn het wel met Amos eens. Laat God de volken rondom maar straffen! Sommige mensen klappen in hun handen. Ze vinden het wel mooi, wat die veeboer daar staat te vertellen. Maar als de naam van het volk Juda valt, wordt het stiller. ‘Juda zal ook gestraft worden, omdat het Gods wet niet houdt en de afgo- den dient. Ook de paleizen in Jeru- zalem zullen verbrand worden! En u, mensen van Israël? Voelt u zich ook aangesproken? Hebt u een reden om niet te beven voor het Woord van God?’ Ongemakkelijk schuifelen de men- sen wat naar achteren als de ogen van Amos hen onderzoekend aankij- ken. ‘Als God iedere dag goed voor ons is en wij toch doorgaan met zondi- gen, dan komt God met Zijn oordeel. God haat de zonde en zal de zonde straffen. Uw daden roepen om een oordeel. Kijk eens hoe gewelddadig de mensen zijn. Kijk eens hoeveel mensen er onderdrukt worden. U bent er alleen maar op uit om rijker te worden en uw voorraadkamers te vullen met gestolen goederen. De rijken onder u leven er vrolijk op los en hebben geen medelijden met de armen. Zelfs de rechters weten niet meer wat goed is. Terwijl mensen om u heen honger lijden, ligt u op ivoren banken. U strekt zich lekker uit aan de tafel om te eten van een overvloedige maaltijd. Bij de tonen van de harp en andere instrumenten, die David gebruikte om God te loven, zingt u wereldse liedjes. De wijn drinkt u uit schalen van de plengoffers en u zalft zich met de duurste olie. Schrikt u niet van uw goddeloos- heid? Denk eens aan alles wat God in de achterliggende jaren voor u gedaan heeft! Hij heeft u verlost van de slavernij in Egypte, Hij heeft u geleid door de woestijn, Hij gaf u het land Kanaän. Nog steeds zorgt de Heere voor u, door profeten te sturen om Zijn wil aan u bekend te maken. Maar u legt hen het zwijgen

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==