9789033130236

28 De zaken die u in dit eerste deel 13 vindt, zijn van belang: ze gaan over de heer- lijke nodiging door de Heiland, het noodzakelijke werk van de Heilige Geest, de ware evangelische verootmoedigingmet de invloed daarvan op het geloof, en de volheid en algenoegzaamheid van de gezegende Middelaar. Dat zijn de zaken die in dit eerste stuk voorkomen. Och, dat ik ze toch méér in overeenstemming met het belang ervan had kunnen behandelen! U ziet niet meer dan een goede bedoeling 14 ; daarom heb ik voor mijn pogingen wat dit betreft de verzoenende gerechtigheid van Jezus als Borg nodig. Wat zouden we bij het overdenken, het spreken, het aanhoren en het lezen van deze waarheden daar toch veel meer voor ingewonnen moeten worden! Elke waarheid op zichzelf zou haar uitwerking in ons leven moeten hebben! Wat zouden we de dierbare Jezus hierdoor toch méér en méér moeten hoogachten! Ach, laten we Hem tochméér mogen liefhebben, dienen en verheerlijken! Laten we heel ons hart toch aanHemovergeven! Latenwe ons aanHem toevertrouwen tot zaligheid! Laten we Zijn gerechtigheid en sterkte voor het eerst en steeds opnieuw aangrijpen, en onze roem alleen in Hem zoeken! Dat zou onze zalig- heid zijn. Als mijn pogingen daarvoor dienstbaar gesteld mogen worden, zal dat eeuwig stof tot danken opleveren. Wat de uitvoering van zowel de opbouw als de stijl betreft, deze is eenvoudig. Platte uitdrukkingen of bedenkelijke 15 taal van de straat zult u, mijn lezer, hier niet vinden, want daar moet ik niets van hebben. Overigens komt de eenvoudige stijl enmanier van presenteren echter het best overeenmet de aard van overden- kingen als deze, en voldoet die het best aan het karakter van bijeenkomsten als die waarin deze zijn uitgesproken. Hier en daar vindt u enkele liederen, zoals ik die gewoonlijk invoeg om de overdenking wat aantrekkelijker te maken en de aandacht van de luisteraars te verlevendigen. [Ik deed dit onafhankelijk] van welke reacties ook die men mij toestuurde; [maar ik begrijp] dat ze voor deze en gene hun uitwerking niet mis- ten. 16 ‘Ik denk’, zo schreef de godzalige W. van Eenhoorn, die dit ook gewend 13. Avinck bedoelt de eerste vijf preken, die als het ‘eerste stukje’ werden uitgegeven. 14. Gy ziet ze slegts als gedoodverft 15. laffe 16. Eenmoeilijke passage die wellicht temaken heeft met de uiterst beknopte wijze waaropAvinck zich hier uitdrukt: ‘van welk ene uitwerkinge ze ook voor dezen en die, naar ’t geen zy my berigteden, geweest zyn’.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==