9789033130489

17 zwijgen, in het zwijgen als ze haddenmoeten spreken, kan het voor een vader en moeder soms zo’n wonder worden dat hun jongen of meisje daar toch nog staat. Het uur van openbare belijdenis kan ook eenmoeilijk moment voor ouders zijn. De gedachten gaan dan heen naar dat andere kind, dat géén belijdenis deed; dat nu misschien voor één keer in de kerk is bij de belijdenis van broer of zus. Wat een zucht kan er dan soms opgaan in het ouderhart: ‘Och Heere, mijn kind, mijn kind...’ Het is ook een ingrijpend iets voor de kerkenraad. Een kerkenraad mag er nimmer toe overgaan om alleen diegenen te accepteren die verslag kunnen geven van hun persoonlijke bekering. Gaan wij die kant op, dan vervallen wij in een oeverloos subjectivisme. Hoe zal een kerkenraad kunnenoordelenover het hart?Wie zal uitmakenof achterwelbespraakte lippen geen hypocriet hart schuilt? Hoe moet het dan met dat meisje of jongen in wie door Gods genade iets mag leven van het werk van Gods Heilige Geest, maar die veel te schuchter en beschroomd is om daar verslag van te doen? Te vrezen is dat wij met het inslaan van die weg de deurwijd zoudenopenzetten voor het historisch geloof, gepaardmetwat emoties, dat dan aangezien gaat worden voor het zaligmakend geloof. Waar moet een kerkenraad dan wél over oordelen? Dat hopen we in het volgende hoofdstuk te gaan zien.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==