3 JANUARI
Israël hope op de H
EERE
.
Psalm 130:7
In deze woorden horen wij een gelovige Israëliet zijn hele
volk uitnodigen om te komen tot dezelfde Fonteinwaar hij
vergeving en vrede met God heeft gevonden. Hij was zelf
ontwaakt door de Heilige Geest en voelde de ‘diepten’ van
zijn zonde en ellende, waarinhij vanwege zijnnatuur en zijn
daden was gezonken. Op zijn knieën, onder het hart-
doorzoekend oog van God, voelde hij dat hij ‘onder de
zonde’ was, dat ‘zijnmond gestoptmoestworden’ endat hij
niet rechtvaardig voor God kon zijn. ‘Zo Gij, H
EERE
, de
ongerechtigheden gadeslaat: Heere, wie zal bestaan?’ Maar
zelfs in deze diepten werd de vrije genade van God hem
toegereikt. De schellen vielen van zijn ogen door de ogen-
zalf vandeGeest.De heerlijke ontdekkingwerd aan zijn ziel
gedaan, dat er een mogelijkheid tot vergeving is voor de
slechtste der mensen: ‘Maar bij U is vergeving, opdat Gij
gevreesd wordt.’
Met welk een verlangen wachtte deze gelovige op diepere
ontdekkingen van het blanke gelaat van Immanuël. Hij
wachtte op een rijkere ondervinding van de kracht van
Jezus om het geweten te reinigen en het hart te zuiveren.
Vreugde in Christus is echter geen zelfzuchtige vreugde.
Iemand die Christus gevonden heeft, roept het uit: ‘Komt,
ziet eenMens, Diemij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb;
is Deze niet de Christus?’ O zondaar, de satan wil u tot
wanhoop drijven, alsof er geen hoop is om behouden te
worden voor zulk één als u. Maar zo waarachtig als God
leeft, hier is een deur der hoop voor uw omkomende ziel!
Lezen: Psalm 130
1,2,3,4 5