Amos

18 is eigenlijk een beschrijving van Juda en Israël. Ze zijn de hei- denvolken gelijk geworden in overtredingen. Ze staan in het- zelfde oordeel. Lijnen naar andere delen van de Schrift Het is opmerkelijk dat Amos zegt: ‘De Heere zal brullen ...’ (1:2). Het spreken van Amos is dus het spreken van de Heere . Het is een van de mooie voorbeelden uit de profeten waaruit blijkt dat zij niet hun eigen woorden hebben opgeschreven, maar Gods Woord. Later zal de apostel Petrus schrijven, in 2 Petrus 1:21: ‘Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door den wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.’ Amos refereert een aantal keren aan de geschiedenis van Israël. De genoemde gebeurtenissen zijn niet altijd duidelijk in de Schrift terug te vinden. In de dagen van Amos zullen de inwoners van Israël het wel direct hebben herkend. Zeker als het bijvoorbeeld gaat over de koningen Hazaël en Ben- hadad. Kanttekening 14 somt een aantal schriftplaatsen in dit verband op. Met name koning Achab (een voorganger van Jerobeam II, uit het huis van Omri, bekend van de geschiede- nissen met Elia) heeft zeker drie keer met de Syriërs gestre- den. De koning van Syrië was toen Benhadad II. We kunnen hiervan lezen in 1 Koningen 20. Achab had koning Benhadad moeten doden, maar heeft dit niet gedaan (1 Koningen 20:30- 34). Daarom zal Achab sterven en het Tienstammenrijk verlie- zen in de strijd tegen Syrië. Dat is ook daadwerkelijk gebeurd (1 Koningen 22:34-35: ‘Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid en schoot den koning van Israël tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen zeide hij tot zijn voer-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==