Toegaan tot de troon der genade

27 Wij lezen in het Woord niets over de raad van God vóór de schepping van alle dingen, maar wel over Zijn voornemen om door Jezus Christus een schare van arme zondige mensen te behouden. In dit voornemen lag geen ander doel dan de verheerlijking van Zijn genade om hen op deze wijze zalig te maken. Tot zover over de betekenis van dit woord: een troon der genade. Ten derde. Wat is het toegaan tot deze troon der genade? Hoewel in het vervolg van de aanmoediging in deze tekst het wezen van dit toegaan uitvoeriger zal worden verklaard, wil ik er hier toch iets over zeggen. Het toegaan duidt erop dat degenen die geroepen worden om toe te gaan, zich op grote afstand van deze troon bevinden. Dit wordt in Efeze 2 vers 13 ‘verre zijn’ genoemd. In deze toestand verkeren alle mensen van nature.Mensen zijn in Gods oog en in Gods hand.Hij is niet ver van een iegelijk van ons. Want in Hem leven wij en bewegen wij ons en zijn wij (Hand. 17:27, 28). De psalmist spreekt er uitnemend over in Psalm 139, dat de mensen nabij God zijn, nabij Zijn almacht en alwetendheid. Deze genadige aanwezigheid echter, zoals op de troon der genade, is ver bij allemensen van nature vandaan, en zij zijn er ook ver bij vandaan.Wij weten daar niet van dan alleen door openbaring; zij is ook ver buiten het bereik van de mens. Immers: ‘Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader,DieMij gezonden heeft, hemtrekke’ (Joh. 6:44).Die aanwezigheid is ver buiten dat wat de mens ervaart, en ver buiten wat hij liefheeft. Zij zijn allen immers ‘vervreemd van het leven Gods’ (Ef. 4:18). Maar er is ‘een leven in Zijn goedgunstigheid’ (Ps. 30:6), en nergens anders. Deze roep om te komen duidt ook op een genadige voorzorg die God heeft gemaakt en geopenbaard om die afstand weg te nemen en goed te maken, om een genadige nabijheid van God te ontvangen. Dit is de grondwet, de openbaring van de troon der genade. Dat de mens deze voorzorg zal benutten, is zijn plicht en zou zijn betrachting moeten zijn, om het voorrecht te bezitten en te genieten, en van deze voorzorg profijt te hebben.