Leven als gasten en vreemdelingen

16 De kerk een vreemdelinge Wat opvalt, is dat Tertullianus spreekt over de kerk als een vreemdelinge. Omdat het burgerschap van de kerk in de hemel is (Filipp. 3:20) is ze in deze wereld op doorreis. In de Schrift vinden we keer op keer de kerk getekend als een pelgrim, iemand die hier in het buitenland vertoeft, zoals Paulus schrijft: ‘Wij hebbendanaltijdgoedemoed, enweten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van de Heere’ (2 Kor. 5:6). Het vreemdelingschap is bij de vroegchristelijke schrijvers een centraal begrip. Via Augustinus zien we het ook bij de reformatoren terugkomen. Bij de Doop werd gevraagd om de duivel en de zondige wereld af te zweren. In het klas- sieke doopformulier klinkt dat nog door in het ‘de wereld verzaken’. Doopbelijdenis is tevens belijdenis van vreemde- lingschap. Het vreemdelingschapmoet niet zozeer gezocht worden in uiterlijkheden, maar in de ethiek, de levenshou- ding. Een christenleven is een leven van barmhartigheid, gastvrijheid, zachtmoedigheid en matigheid. Tertullianus bouwt zijnbetoog verder op. Ongemerktwordt de beschuldigde de beschuldiger. Hij stelt schijnbaar arge- loos, maar juist daardoor genadeloos ontmaskerend, de vraag waarom het recht een eerlijk onderzoek uit de weg gaat. Zou de onwilligheid om de christenen te horen mis- schien niet voortkomen uit de stille vrees dat hun zaak weleens rechtvaardig zou kunnen zijn? Sterker nog: wilmen de waarheid ontkennen, omdat men die reeds kent?

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==