Totdat we thuis zijn

12 die gehuld was in een regenjas en een lantaarn droeg die een flauw licht verspreidde. ‘Een vissersboot ... op het Kanaal ... in een nacht als deze?’ Claires slapen klopten en ze bleef zich duizelig voelen. ‘Is dat veilig?’ ‘Het is veiliger voor hen dan Parijs.’ ‘Ze moeten op hun begeleider wachten. We kunnen hen niet alleen wegsturen.’ ‘Heeft u me niet gehoord, mademoiselle? Het tij is aan het keren. Voor het opnieuw keert, zal het al dag zijn. De kapitein kan niet wachten. Hij weigert om op een ander moment terug te komen.’ De stinkende adem van de chauffeur dreigde haar te overweldigen. ‘U moet met hen meegaan, mademoiselle. Tout de suite!’ ‘Ik? Nee, u begrijpt het verkeerd. Ik blijf hier ... ik ga terug naar Parijs. Er zijn meer kinderen die geholpen moeten worden. Deze zullen veilig zijn in Engeland, maar ik ben nodig ...’ ‘Ze kunnen niet zonder begeleider gaan. Uw Engelse visser zal hen niet alleen meenemen. Er is niemand anders, en er zullen geen overtochten meer volgen. Het is dwaas om te wachten!’ Claire telde de wazige silhouetten van de kinderen die afstaken te- gen de lantaarn van de visser terwijl ze over de zijkant van de boot klauterden. Vijf. Slechts vijf kinderen, van heel klein tot één die bijna zo lang was als Claire. Ze sloot haar ogen en schudde moei- zaam haar pijnlijke hoofd. ‘Hij kan toch zeker wel vijf kinderen onder de duim houden. Ik moet terugkeren naar Arnaud. Ik weet niet wat er met hem is gebeurd.’ ‘Ha! Het lijkt erop dat hij u in de steek heeft gelaten, chérie!’ Dat was nu precies waar ze elke dag bang voor was – dat hij haar in de steek zou laten, dat hij niet van haar hield zoals zij van hem hield. Maar toch schudde ze haar hoofd om aan te geven dat hij dat nooit zou doen. Er liep iets warms en vochtigs in haar oog. ‘Dan moet u met de kinderen meegaan, monsieur – u bent verant- woordelijk voor hen. Arnaud heeft u betaald. Alstublieft, ik moet terugkeren naar Parijs.’

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==