9789033130458

18 heil. Welnu, wanneer Christus aan deze maaltijd aanzit, beginnen de farizeeën te murmureren. Vers 30: ‘Waarom eet en drinkt gij met tollenaren en zondaren?’ De farizeeën ergerden zich eraan dat Hij in het huis van tollenaren zou gaan en met hen zou eten. De tollenaren werden als de ergste zondaars beschouwd, als zondaars van de donkerste kleur. Toch ergerden de farizeeën zich niet zozeer aan de zonden van de tollenaren, als wel dat het hun bedoeling was om kritiek te hebben op Christus. Hij Die voor sommigen de hoorn des heils was, was voor deze Joden een rots der ergernis. Ande- ren voedden zich met Hem, maar dezen namen aanstoot aan Hem. De farizeeën beschuldigen Christus, want in deze woorden liggen een beschuldiging en een aan- klacht tegen Hem: ‘Waarom eet en drinkt gij met tollenaren en zondaren?’ De farizeeën beschuldig- den Christus ervan dat Hij met zondaars at. Het zal kwaadwilligheid nooit aan stof tot beschuldi- ging ontbreken. Hoewel de duivelen de heiligheid van Christus verkondigden in Lukas 4 vers 34: ‘Laat af. Ik ken U wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods’ – toch houden de farizeeën Hem voor een zondaar. Zie eens wat kwaadwilligheid zal doen: zij zal iemand doen zeggen wat de duivel zelf niet zal zeggen. De duivelen rechtvaardigen Christus,

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==