9789033131011

23 1 . w a t i s d e k e r k ? Zich bedient. En alleen daarin bestaat hun gezag, dat ze, wat ze doen, op last en in de Naam des Heeren verrichten. Zodra zij handelen naar eigen inzien en willekeur vervalt hun gezag; zijn ze ambtsdrager uit. Daarom hebben we steeds te vragen: Wat is het bevel des Konings? Hoe wil Hij dat wij handelen?’ God stelde de nieuwtestamentische ambten in tot heil van Zijn gemeente. Daar- bij ligt de nadruk op het ouderlingschap. God vergadert en leidt Zijn gemeente door Zijn Geest. Hij gebruikt daarvoor mensen, ambtsdragers, in Zijn dienst. 1.4. Het ouderlingenambt centraal Direct na Pinksteren zienwe te Jeruzalemnaast de nog voortgaande tempeldienst de huisgemeenten ontstaan. In deze huisgemeenten openbaarde zich de nieuw- testamentische gemeente, waarin de apostelen lerend en leidend optraden. Er is reeds bij het begin ambtelijke bediening en leiding aanwezigwanneer hetWoord en de sacramenten bediendworden. In de huisgemeenten stond de bediening van het Woord voorop. Het waren niet slechts gezelschappen (conventikels) waarin gelijkgezinden samenkwamen om geestelijke gesprekken met elkaar te voeren, maar zij waren ‘volhardende in de leer der apostelen’ en ‘in de breking des broods’. Later komen we het ambt van ouderling tegen. Reeds in Jeruzalem blijken er ouderlingen (oudsten) te zijn (Hand. 11:30). Later treffen we de ouderlingen aan de zijde van de apostelen aan (Hand. 15:6). Paulus en Barnabas hebben op verschillende plaatsen ouderlingen aangesteld, die daar leiding moesten geven aan het leven van de gemeente (Hand. 14:23). Door de leiding van de Heilige Geest kwamer orde in de gemeente. In demiddellijke weg heeft wellicht in zeker opzicht het voorbeeld van de synagoge mogen dienen. In de synagoge nam de ‘raad der oudsten’ een belangrijke plaats in. Ook in het sanhedrin zaten er naast de overpriesters en schriftgeleerden ‘de oudsten’. Zij waren Joodse mannen die in hoog aanzien stonden om de wijsheid van hun levenservaring. Zo zoeken de apostelen in de gemeenten naar mannen die vanwege hun levenservaring in staat waren leiding aan de gemeenten te geven. Vandaar de naam ‘oudsten’ of ‘ouderlingen’. Op de latere ontwikkeling die geleid heeft tot de scheiding tus- sen het leer- en regeerambt gaan we nu niet in. Evenmin op de geheel andere inhoud van het ambt van ouderling dan de oudste bij de Joden. Dat zou in dit verband te ver voeren. Calvijn heeft vooral van Bucer geleerd, dat de gemeente ouderlingen moet heb- ben. Hij vond daarvoor steun in de genoemde Schriftplaatsen. Omdat op veel plaatsen in de Schrift voor de ouderling het Griekse woord

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==