9789033130854

14 spijt van moeten hebben? Hij vond Boudewijn juist een mooie naam. Melchior was altijd blij als vader weer praatte en lachte. Maar Melchior hield ook veel van oma. En oma hield veel van hem. Oma kwam best vaak. Ze woonde dichtbij, een stukje verder in de straat. Oma kwam veel vaker bij hen dan dat hij bij oma kwam. ‘Als ze zo vaak hier komt,’ zei vader, ‘hoeven wij niet steeds naar haar huisje. Trouwens, omdat ze zo vaak naar opa gaat, is ze toch bijna nooit thuis.’ Als oma op vrijdag kwam en ze het weer over de bloemen had gehad die al aan het sterven waren, ging Melchior soms naar de groencontainer en keek hij er voorzichtig in. Maar hij hield zijn mond stijf dicht. Tegen de bloemen praten durfde hij niet meer. Wat oma steeds zei, vond hij erg verdrietig klinken. Sterven terwijl je nog zo mooi bent, terwijl je in een knop zit en nog helemaal open moet gaan... En toch had oma gelijk. Met zijn neus over de rand van de con- tainer rook hij de weeë lucht van de verlepte bloemen, die eens zo fier schitterden. Hij wist dat het absoluut klopte wat oma zei. Maar die speciale dag, toen vader met zijn armen vol bloemen binnenkwam, bracht Melchior voor het eerst hevig uit zijn doen. Daar waren verschillende redenen voor. Vader keek helemaal niet blij toen hij binnenkwam. Hij glunderde niet, zoals anders. Hij liet niet een spe-

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==