De val van Jeruzalem

14 AMOS , DE PROFEET U I T TEKOA den verwoesten en Ik zal koning Jerobeams nageslacht straffen met het zwaard.’ Amos beeft als hij de boodschap van de Heere hoort. Hij begrijpt dat de Heere Israël vergelijkt met een muur. De muur staat scheef en kan niet meer gemaakt worden. Israël heeft niet geleefd naar Gods wet, waaraan de Heere het leven van het volk gaat meten. Er zal nu geen uit- stel van de straf meer zijn. De straf zal komen! De straf zal iedereen tref- fen: de priesters, de regering en het volk. Alles is uit het lood, scheefge- zakt als een slechte muur. De muur zal vallen! Amos wordt geroepen als profeet Met gesloten ogen luistert Amos naar de wind, die de bladeren van de boom laat ritselen. De avond- lucht verkoelt zijn bezwete gezicht. Moeizaam staat hij op en tilt de mand met moerbeivijgen op zijn heup. Langzaam loopt hij de heuvel af naar het dorp. De beelden die de Heere hem zojuist heeft laten zien, drukken zijn schouders als een zwa- re last naar beneden. Zijn gedachten tuimelen door zijn hoofd. In de schaapskooi is het rus- tig. De schapen maken zachte ge- luiden. In een hoek gaat hij zitten. Langzaamwennen zijn ogen aan het schemerige licht. Schapen snuffelen aan zijn benen. Amos krauwelt met zijn vingers door de wollige vachten en streelt de vochtige neuzen. Daar in de stille stal hoort Amos de

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==