Schat uit de zee

9 op. De golven slaan op het strand. De harde wind probeert haar terug te blazen. Maar dat wil Fien niet. Ze wil jutten. De wind rukt aan haar zwarte, lange haren. Waf, waf, hoort ze. ‘Bora,’ roept ze blij. ‘Waar kom jij ineens vandaan?’ Waf, waf. Een witte hond met bruine vlekken springt tegen haar op. Ondeugend likt Bora haar gezicht. ‘Waar is Piet, je baasje?’ Ze kroelt door haar natte vacht en snuift.‘Je ruikt naar de zee.’ Waf, waf. Bora springt in de bolderkar en kijkt trots voor zich uit. Fien kijkt haar streng aan. Bora houdt haar kop schuin. Met haar bruine ogen kijkt ze lief naar Fien. ‘Oké, jij je zin. Ik zal je trekken.’ Als een koningin in haar koets laat Bora zich rijden. ‘Ahoy, Fien.’ Fien kijkt om. ‘Piet,’ probeert ze boven de wind uit te roepen. Piet komt over het strand aangereden. Zijn pony Droes trekt de kar. In galop komen ze snel dichterbij. ‘Ho.’ Piet springt van de kar. Droes gaat met haar hoofd richting de duinen staan. De ma- nen hangen in slierten voor haar ogen. Droes is een Shetland pony met zwarte en bruine vlekken. Ze is een sterke pony. Piet trekt zijnzwartegebreidemutsverderover zijnvoorhoofd. Zijn grijze haar krult eronderuit. ‘Heerlijk, hè, die harde wind?’ Fien vindt Piet een stoere man, een echte zeebonk. Hij is vroeger zeeman geweest. Dat kun je goed zien, vindt ze. Zijn gezicht zit vol rimpels. Dat komt door de wind, en de zon en het zeewater. Hij heeft een rode overall aan. Er zitten witte plekken op van het zoute zeewater. ‘Je bent al vroeg aan het jutten, Fientje,’ zegt Piet. Fien draait met haar rug naar de zee. Haar lange, zwarte

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==