Totdat Silo komt

17 Dan zijn Ruben, Simeon en Levi gezegend, maar ze hebben niet de grootste zegen ontvangen. De zonden van hun jeugd worden in gedachtenis gebracht, en om die zonden van bloedschande en moord zal de rijkste zegen hun ontgaan. Dan is de beurt aan Juda, Jakobs vierde zoon, uit Lea geboren. En dan wordt de geest van vader Jakob levend. ‘Juda’, zo klinkt het, ‘gij zijt het, u zullen uw broeders loven.’ De naam Juda betekent: lofprijzing. Het was de naam die zijn moeder Lea hem gaf bij zijn geboor- te, uit dankbaarheid jegens God na al haar strijd en worsteling: ‘Ditmaal zal ik de Heere loven.’ En Juda zal het nu zijn, die de grootste zegen ont- vangt. Waarom? Was Juda dan beter dan de ande- ren? Nee, daarom niet! Ook Juda’s geschiedenis heeft haar zwarte bladzijden van zonde en onrein- heid. Wij denken aan zijn huisgezin. Hij had zelf een Kanaänitische vrouw genomen, tegen het gebod des Heeren. Zijn eerstgeboren zoon, Er, was kwaad in de ogen des Heeren en de Heere doodde hem (Genesis 38:7). Zo ook de tweede, Onan, die op vaderlijk bevel de huisvrouw van zijn overleden broeder tot vrouw nam, om zijn broeder zaad te verwekken. Maar hij wilde niet, uit eigenliefde. ‘Doch Onan wetende, dat dit zaad voor hem niet zou zijn, zo geschiedde het, als hij tot zijns broe- ders huisvrouw inging, dat hij het verdierf tegen

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==