Gij zijt hun roem

17 Mensen die nog elke dag genade nodig hadden, omdat zelfs de allerhei- ligsten maar een klein begin van de nieuwe gehoorzaamheid hebben en zelfs hun allerbeste werken onvolkomen en met zonden bevlekt zijn. Klein was ervan overtuigd dat het een Bijbelse zaak was omnauwkeurig toe te zien wie men tot het leraarsambt toeliet. Tegelijkertijd hield hij vast aan het gegeven dat er kaf onder het koren en onkruid tussen de tarwe zit of op zijn minst kan zitten. Dat gold voor hem ook als het ging om leraars, van welke kerk zij ook waren. Daarin stond hij in oud gereformeerde kring toch wat alleen. Naarmate hij ouder werd, is Klein steeds meer gaan zien dat aan een curatorium en commissie van onder- zoek ook schaduwkanten kleven. Zeker omdat wij maar aanzien wat voor ogen is en wij koren voor kaf kunnen aanzien, maar ook kaf voor koren. ‘Het grote gevaar is’, zo zei hij, ‘dat kerken met een curatorium of commissie van onderzoek gevaar lopen dat er nooit meer een leraar tot bekering komt, want zij zijn het zonder meer allemaal al.’ Het feit dat het in oud gereformeerde kring sterk de tendens was om voorgangers boven alle kritiek verheven te achten of, als zij in ongenade waren gevallen, hen geen recht te doen,was voor Klein tenslotte de reden dat hij met de gemeente van Huizen het verband van de Oud Gerefor- meerde Gemeenten verliet. Klein kon er niet aan wennen predikanten met zijden handschoenen aan te pakken, zoals hijzelf zei.‘Dat hoeven zij met mij niet te doen’, zei hij. ‘Ziet iemand er aanleiding toe, danmag hij best aan mij schudden. Maar ik moet het omgekeerd ook kunnen doen en dan moet er voor leraars – ook al zijn ze oud gereformeerd – geen uitzondering worden gemaakt.’ Daarnaast wenste Klein dat er zonder aanzien des persoons aan mensen recht werd gedaan. Of men zich aan iemand geestelijk verwant voelde of niet. Kleinwas de zeventig al gepasseerd toen hij tot de volle zekerheid kwam dat hij vrijgesproken was in Gods gericht en God zijn Vader was. Ik heb hem pas leren kennen in de tijd dat hij uit deze zekerheid mocht leven en spreken. Telkens als we elkaar ontmoetten, of via de telefoon contact hadden, viel het me op dat Klein alleenwenste te roemen in het kruis van Christus. Een paar weken voor zijn sterven heb ik hem nog opgezocht en hebben wij afscheid van elkaar genomen. Klein voelde zelf dat zijn

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==