11
Naar een soort groot dak.
Een dakterras.
Het is net een heel groot balkon.
Daar kunnen we alle vliegtuigen goed zien.’
Op het terras houdt Timmama’s hand goed vast.
Wat veel mensen en wat veel vliegtuigen!
Wit met rood en wit met blauw.
Grijs met rood en grijs met blauw.
Met grote en kleine letters erop.
Ze kunnen alles goed zien.
Zelfs de wielen onder de vliegtuigen.
De vleugels zijn heel groot.
‘Gaaf!’ zucht Stef.
‘Hoe gaan de mensen in het vliegtuig?’
Papa wijst. ‘Kijk, zie je daar dat vliegtuig?
Het is wit met een rood blad erop.
Dat vliegtuig gaat naar Canada.
Er is een soort gang aan.
Daar lopen de mensen doorheen.
Als ze in het vliegtuig zijn, gaat de
gang weer los.
1,2,3,4,5,6 8