Gebed uit de diepten - page 10

20
dan alleen daarin, dat God ons de zonde kwijtscheldt en
die zonde vergeeft. Het is echter geen andere God dan
Die Welke heeft gezegd dat het Zaad der vrouw de kop
van de satan zal vermorzelen. Daarom verstaat de dichter
hier onder de God tot Wie Hij roept de God van Wie hij,
met het hele Joodse volk, de belofte had. Daarmee doelt
hij op de Heere Christus, Die door de Vader was beloofd,
opdat Hij het Offer voor de zonden der wereld zou zijn.
Hij behandelt dus de belangrijkste zaak van de christelij-
ke godsdienst: het gaat over de christelijke gerechtigheid
en de christelijke wijsheid, of: over de eer van de Heere
Christus.
Dat is hier het onderwijs van David, ook nog in de tijd
toen de wet met al haar ceremoniën en de eredienst intact
was. Zo springt hij over de omheining van de wet heen het
paradijs binnen, ja, de hemel van de Goddelijke genade
en barmhartigheid. Want waarom zou ik niet de genade
de hemel noemen, de genade waardoor wij in de hemel
komen, die wij niet door wetten, niet door werken of
door onze krachten kunnen bereiken of verkrijgen, maar
de genade, zoals de ruime hemel ons omvat en omvangt
indien wij geloven dat wij voor God, door de Heere Chris-
tus alleen dáárdoor godvrezend en rechtvaardig zijn, dat
de Heere ons onze misdaad niet toerekent? Op deze wijze
behandelt de profeet David de zaak van de christelijke
gerechtigheid. Weliswaar doet hij dit niet alleen - want
alle grote profeten zoals Mozes, Jesaja en de anderen heb-
ben deze leer aangeroerd. Toch doet David dit met bijzon-
dere ijver en met grote kracht.
1,2,3,4,5,6,7,8,9 11
Powered by FlippingBook