Gebed uit de diepten - page 5

15
door Hij Zichzelf aan hen door ZijnWoord en belofte had
geopenbaard.
Hier, in deze psalm, wordt niet aan de tabernakel des Hee-
ren gedacht, en evenmin aan Zijn belofte, maar het laat
zich zo aanzien dat de profeet slechts met God als zoda-
nig spreekt, zonder Zijn Woord. Toch moeten we het
dan zo opvatten dat hij alleen zó met God spreekt, zoals
God Zich openbaarde in Zijn Woord en in de eredienst
die Hij Zelf geboden had en waarin Hij Zich had geopen-
baard. Ook wij behoren in onze tijd niet anders aan God te
denken of over Hem te spreken dan zoals Hij Zich heeft
geopenbaard in onze ware troon der genade, namelijk in
de Heere Christus. Zo spreekt Hij immers tot Filippus:
Filippus, die Mij ziet, die ziet de Vader (Joh. 14:9). En ook:
Niemand komt tot de Vader dan door Mij (vs. 6).
Als we nu God zo door en in Zijn Woord hebben leren
kennen, dan kunnen we ook zonder gevaar de God van
hemel en aarde aanbidden, en wordt God alsdan pas waar-
lijk aangenomen. Want hoewel God overigens naar Zijn
natuur en wezen en buiten deze openbaring om in het
geheel niet te begrijpen is, kan Hij toch door Zijn Woord,
waaraan Hij Zich heeft gebonden, en Zijn belofte waar-
in Hij Zich heeft gehuld, verstaan en begrepen worden.
Wanneer dan dus de Joden God aanbaden bij de ark des
Heeren, dan aanbaden zij de waarachtige God van hemel
en aarde. God had hun immers door Zijn Woord beloofd
dat Hij bij de ark zou zijn en daar hun gebeden wilde ver-
horen.
Als wij ons nu op een wijze als deze tot onze Heere Chris-
tus wenden en in HemGod aanbidden, dan aanbidden wij
1,2,3,4 6,7,8,9,10,11
Powered by FlippingBook