- 14 -
Ook al is er geen dadelijk of duidelijk verband tussen een bepaal-
de zonde en ziekte, toch is alle ziekte gevolg van de zonde, al was
het alleen maar van de erfzonde. Wat is er genade voor nodig om
dat verband te leren zien en Gods rechtvaardigheid te billijken in
dagen, weken, maanden, ja, jaren van ziekte, hetzij van onszelf
of van hen die ons lief zijn. Het wordt maar al te vaak zo gemak-
kelijk, ja, soms zo koud, gezegd tot zieken: ‘Het is alles vanwege
de zonde.’ Als zo’n zieke dat niet zou weten, dan is het zeker op
zijn plaats om op het verband tussen ziekte en zonde te wijzen,
maar dan op een liefderijke wijze; niet omhet lijden te vergroten,
maar om de lijdende te mogen leiden in de banen van bekering.
Daartoe roept het lijden, daartoe roept de ziekte. Daartoe roept
God de zieke, opdat de droefheid, veroorzaakt door de ziekte,
zal mogen worden geheiligd tot een droefheid naar God, die een
onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid.
Er moet op het verband tussen zonde en ziekte worden ge-
wezen, maar ook op de mogelijkheid van vergeving en genezing,
opdat dit zal mogen leiden tot het gebed: ‘O God! wees mij zon-
daar genadig!’ Van onszelf zijn we onwillig om het verband tus-
sen zonde en ziekte te zien. De Heere moet er door ZijnWoord en
Geest aan te pas komen omons voor het eerst en bij vernieuwing
ertoe te brengen om dat verband te zien en te erkennen in oot-
moedige schuldbelijdenis.
Het is een tweede genade omook de consequenties vanonze zon-
den te aanvaarden. Dat is eenvoudiger besproken en bepreekt
dan doorleefd. Ikweet dat uit pijnlijke ervaring. Wat een opstand,
vijandschap is er in ons hart, als God het niet verhoedt of weg-
neemt, wanneer er ziekte is in eigen lichaam of in dat van die ons
lief zijn, vooral als de ziekte van langdurige aard is.
Wat er doorworsteld wordt wanneer men met ongeneeslijke ziek-
te te maken krijgt, is een onderwerp apart. Zelfs Gods kinderen
kunnen noch willen altijd sterven. Ook zij die God vrezen, hebben