- 18 -
met ziekte bezoekt dan de andere. Meerdere keren lezen we in
de Bijbel dat zieken zo geheiligd werden. Paulus’ doorn in zijn
vlees moest dienen om hem behoeftig te maken naar en vatbaar
te houden voor de genade des Heeren. Zomoest hij meer enmeer
leren roemen in genade, hem telkens weer en meer geschonken
uit de volheid van Christus. Niet Gods grote toorn, maar Gods
grote liefde kan er de oorzaak van zijn dat de één veel meer leed
moet doormaken dan de ander, opdat de werken Gods in hem
zouden geopenbaard worden. Veel rampen, veel wederwaardig-
heden zijn immers juist der vromen lot. Dit omhen ootmoedig en
teer voor God te houden.
Wanneer iemand door Gods genade door het leed geoefend mag
worden in zelfkennis, Gods- en Christuskennis, dan werpt dat
vreedzame vruchten der gerechtigheid af. Laat ons vooral omdie
genade smeken voor onszelf en anderen, in plaats van tactloos
en liefdeloos de lijdenden het leven nog moeilijker te maken,
met opmerkingen dat de mate van leed te maken heeft met de
grootte van schuld. Het eenzijdig wijzen op schuld leidt niet tot
bekering, maar tot wanhoop. Zo doet de Heere niet in ZijnWoord.
Laat ons het dan ook niet doen.
Er zullen ook op dit gebied altijd raadsels blijven, die slechts de
Heere kan oplossen. Zalig zijn zij die met de dichter van Psalm
92 leren betuigen: ‘In Hem is geen onrecht’, en die in de grootste
smarten in de Heere gerust mogen zijn. Dat kan door goddelijke
genade. De Heere heilige daartoe alle leed en geve in druk en
kruis genade om het oog ootmoedig op Hem te slaan, tot Hij ook
ons genadig zij. Bij Hem is veel vergeving. Hij handelt nooit met
ons naar onze zonden. ‘Daarom richt weder op de trage handen,
en de slappe knieën’ (Hebr. 12:12).
1...,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 13